Affliction
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

:08:00
Kom je volgende week langs ?
- Ja.

:08:17
Leuk feest, hè ?
:08:21
Sorry, hoor.
Ik wou even naar buiten voor 'n sigaret.

:08:26
Is er iemand die je kent ?
Er zijn vast vriendinnen van school.

:08:31
Wil je er morgen heen ?
De juffen terugzien ?

:08:34
Nee.
- Nee wat ?

:08:36
Nee, ik ken hier niemand.
En nee, ik wil niet naar school.

:08:40
Ik wil naar huis.
:08:42
Toe nou, Jill. Je bent thuis.
Er zijn veel kinderen die je nog kent.

:08:48
Maak je geen zorgen, pap.
Ik hou heus van je.

:08:52
Maar ik wil naar huis.
:09:07
Goed dan, weet je wat...
:09:09
Als je morgen nog naar huis wilt,
breng ik je wel. Dan neem ik vrij, oké ?

:09:15
Ik heb mam gebeld.
- Wat ? Heb je mam gebeld ?

:09:19
Zojuist ?
- Ja.

:09:21
Waarom zei je niet eerst wat tegen mij ?
- Ik wist dat je zou boos worden.

:09:25
Tuurlijk ben ik boos.
Ik bedoel... Wat heb je gezegd ?

:09:30
Dat ik naar huis wilde.
Pap, wees niet boos op me.

:09:41
Ik had dit allemaal zo mooi gepland.
:09:46
Het is wel zielig,
maar ik had het gepland.

:09:52
Je had je moeder niet mogen bellen.
We bellen haar voor ze weg is.


vorige.
volgende.