Fallen
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

1:22:01
mag je hier niet meer rondhangen.
Je wordt gepromoveerd.

1:22:06
Maar DeIores...
1:22:09
zegt dat we hier maar voor één ding zijn.
1:22:11
Eén ding?
1:22:13
En dat is?
1:22:14
Dat verschiIt per persoon.
Voor haar is het Iasagne.

1:22:18
Lasagne?
1:22:20
Maar één ding, niet twee of...?
1:22:22
Misschien twee.
Dat is gewoon wat zij denkt.

1:22:26
Maar 't is aIsof...
1:22:29
aIs het moment daar is...
1:22:32
dat we het goede doen...
1:22:35
of het verkeerde.
1:22:37
Hoe weet je dat het moment daar is?
1:22:50
Dus dat kan ook nu zijn?
1:22:51
Da's het mooie. Je weet 't niet.
1:22:56
-HaIIo?
-John?

1:22:58
Ben jij dat?
1:23:01
Ik wiIde weten of aIIes goed was.
1:23:05
Ik beI je straks weI.
1:23:15
Dat was de moordenaar.
We regeIen 't Iater weI.

1:23:29
Ik ga naar huis.
1:23:31
KIerezooi.
1:23:47
Ik heb iemand gedood.
1:23:48
Hij heeft me 'n onschuldige laten doden.
1:23:51
Ik weet het.
1:23:53
Wat willen ze, Gretta?
1:23:55
Zeg me wat ze willen.
1:23:57
De demonen?
1:23:59
Ze willen de val van de beschaving.

vorige.
volgende.