Jack Frost
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

:09:02
- Is hij goed ?
- Ja, hoor.

:09:07
Ik heb m'n lippencrème
in de auto laten liggen.

:09:12
- M'n lippen voelen een beetje...
- Droog ?

:09:17
- Mag ik wat lippencrème lenen ?
- Ik weet niet of de mijne je bevalt.

:09:22
Mag ik het proberen ?
:09:30
- Lekker ?
- Ik weet 't niet. Mag ik...

:09:37
- Ik heb je gemist.
- Ik jou ook.

:09:40
Dat was voor jou. Wat heb jij
voor mij ? Hopelijk chocola.

:09:46
- Hij heeft zo lang mogelijk gewacht.
- Laten we 'm wakker maken.

:09:53
Hij kan z'n hele vakantie slapen.
:09:58
Maatje ? Charlie-boy ?
:10:02
- Word wakker.
- Ik liet m'n ogen even rusten.

:10:08
- Het leek net of je sliep. Nietwaar ?
- Het leek net of je sliep.

:10:14
Ik zat op jou te wachten.
:10:16
Ga maar weer slapen.
Ik wilde je gedag zeggen.

:10:19
Even een weerbericht: het sneeuwt.
:10:26
Mag het, mam ?
:10:31
Mag het, mam ?
:10:36
- Niet weer zo'n dikkop.
- Hij is geen dikkop.

:10:40
Hij is slim,
z'n hersens hebben ruimte nodig.

:10:43
- Wat nu ?
- Een neus.

:10:50
- Ik zei: Een neus.
- Ik dacht dat je "kleine reus" zei.


vorige.
volgende.