:26:26
DRIE KOEKJES PER KLANT
:26:28
Ik wist dat we verkeerd zaten.
- Dit is 'n kledingzaak.
:26:33
Jij had de kaart.
- Het is zondag. We stoppen 't dicht.
:26:38
Hoe doen we dat ?
- Betegelen.
:26:40
Dat kan ik niet.
- Waar is cement in 'n kledingzaak ?
:26:45
En, Brein, hoe kunnen we dat gat
betegelen ? We zijn in de winkel.
:26:50
Hoe komen we eruit ?
- Je betegelt 'm...
:26:54
Hij heeft gelijk, dat gaat niet.
- Juist.
:26:58
Heel ontmoedigend. Ik wil 't opgeven.
- Geen beweging.
:27:05
Die nicht van je vrouw kletst te veel.
:27:10
Sorry dat ik de uitbreiding verpest.
- Luister even, agent.
:27:14
We hebben niets gedaan. Ja, we waren
van plan om de bankte beroven.
:27:19
Maar we hebben alles verkeerd gedaan.
Alleen de koekjeswinkel gaat geweldig.
:27:24
U vindt ze lekker. We vergeten alles,
en we concentreren ons op de koekjes.
:27:31
Ik wil niemands leven verknallen.
- Geef ons dan nog 'n kans.
:27:37
Ik wil ook wat.
:27:39
Ik vind het niet erg om agenten
om te kopen. Dat zijn onkosten.
:27:44
Noem 't geen omkopen.
:27:46
Ik ben in staat om een bijdrage
te leveren aan deze onderneming.
:27:52
M'n zwager is bedrijfskundige.
- Wat kun je bijdragen ?
:27:57
Eén woord.
:27:59
En dat is ?