Heist
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

:42:05
Ga je ergens heen?
:42:08
Wat ben jij, de sociaal werkster?
:42:18
- Ga je ergens heen?
- Ga je de baby terugbrengen?

:42:21
Je kan niet weglopen.
Je moet de klus doen.

:42:25
Je weet dat je het moet doen.
Dat weet je.

:42:29
Kun je me neerschieten en wegwandelen?
Ze zullen je opjagen.

:42:36
- Schiet hem neer.
- Ik kan daar niet met niets heengaan!

:42:40
Wel...
:42:42
...dat is het geval.
:42:47
- Wat wil je doen?
- Eruit!

:42:49
En dan wat? Jij bent ze geld schuldig.
Denk je dat je gewoon weg kunt varen?

:42:53
- Ze laten je nooit gaan.
- Eruit!

:43:22
Wat zullen we nu gaan doen?
:43:27
Dat wil iedereen weten.
:43:41
Hoe krijgen we het goud thuis?
:43:43
Wat is het verschil?
Ze zullen je nooit vertrouwen.

:43:46
Ze hebben me nodig om de klus
uit te voeren.

:43:49
Hoe weten ze dat je niet zult overlopen?
:43:52
- De jongen kwam terug?
- Ja.

:43:54
- Ok. Laten we opnieuw beginnen.
- Waarom kwam de jongen terug?

:43:59
Luister.

vorige.
volgende.