Narc
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

1:12:03
Geef me de sleutels.
- Val dood, man.

1:12:06
Zeg dat nog eens.
Zeg nog eens dat ik kan doodvallen.

1:12:11
Jouw auto ?
- Breng ons gewoon naar het bureau.

1:12:15
Dacht je dat ik met me liet sollen ?
- Niet doen. Niet doen.

1:12:20
Hé, dat kan je niet maken.
Blijf van m'n auto af.

1:12:45
Inspecteur.
1:12:58
Moet je toch eens zien.
1:13:03
Wou je een coup plegen ?
Verkoop je ze aan de Serviërs ?

1:13:08
Politie wapens.
1:13:12
Dat komt uit de opslag.
Vertel op.

1:13:16
Wat hebben jullie uitgespookt ?
Ingebroken ?

1:13:20
Jullie zitten goed in de nesten.
- Kijk.

1:13:27
Het wapen van Calvess.
1:13:33
Dit is Mikes pistool.
1:13:42
Hoe kom je aan het wapen een dode
agent ? Zeg op, hoe kom je daaraan ?

1:13:49
Geefantwoord.
- Val dood. Ik weet er niets vanaf.

1:13:54
Dit wapen is van een vermoorde agent.
Hoe kom je er aan ?

1:13:58
Dat lag er niet. Dat ding lag er niet.
- Kop dicht.


vorige.
volgende.