Arven
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

:20:26
Hallo.
:20:28
Ben je al terug?
- Waar ben jij geweest?

:20:31
Ik leg hem even in bed.
:20:47
Waarom nam je de telefoon niet op?
- Die is stuk.

:20:51
Ik was in het vakantiehuis
van mijn moeder.

:20:57
Je zou vanmiddag pas terugkomen.
- Waarom ben je naar het theater gegaan?

:21:01
Ik wilde ze Aksel laten zien.
:21:04
Was Alfred daar ook?
- Het heeft niets met hem te maken.

:21:09
Dit gaat niet om Alfred.
Het gaat om jou, Christoffer.

:21:13
Hoe bedoel je?
Ik vroeg je waar je was.

:21:17
Wat wil je? Dat ik hier op je wacht
als een aap in deze gevangenis?

:21:23
Daar heb ik nooit om gevraagd.
:21:27
Wat is dat voor een onzin?
:21:29
Ik probeer het bedrijf te redden
en dat kan nog steeds falen.

:21:34
Misschien doe ik het ook wel voor jou.
:21:37
Dus door mij ben je nooit thuis?
- Dat zeg ik niet.

:21:40
Ik vroeg gewoon waar je was.
Hoe is het met je en zo.

:21:48
Dat heb ik je gezegd.
- Dat heb je me niet gezegd.

:21:51
Je bent er nooit.
- Omdat ik werk.

:21:54
Dat weet ik.
Je werkt ziekelijk veel.

:21:57
Ook voor jou, of niet?
- Voor mij?


vorige.
volgende.