Peter Pan
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

1:15:02
Sla het voorwoord maar over.
1:15:05
Hij vloog naar het land van Nooit
waar de piraten wonen.

1:15:10
Heette een van de piraten Noedel?
1:15:12
Kapitein, hoorde u dat?
Ik zit in een verhaal.

1:15:18
Wat een lol moet hij hebben gehad.
1:15:23
Maar hij was wel eenzaam.
-Eenzaam?

1:15:30
Hij had een Wendy nodig.
-Ik heb een Wendy nodig.

1:15:35
Heel spannend. Al twee dooien.
-Waarom een Wendy?

1:15:39
Hij hield van mijn verhalen.
-Welke verhalen?

1:15:43
Assepoester, Sneeuwwitje...
1:15:46
Doornroosje.
-Liefdesverhalen?

1:15:50
Avonturen waarin het goede
het kwade overwint.

1:15:55
Ze eindigen met een kus.
1:16:03
Een kus?
1:16:07
Dus hij voelt wel iets.
1:16:12
Hij voelt iets voor jou.
1:16:18
Zij vertelde hem verhalen.
Hij leerde haar vliegen. Hoe?

1:16:23
Denk aan vrolijke dingen.
Die tillen je omhoog.

1:16:26
Ik heb geen vrolijke gedachten.
-Dat haalt je omlaag.

1:16:33
Hoe anders?
1:16:34
Nee.
-Blijf van haar af.

1:16:36
Je hebt elfenstof nodig.
-Michael!

1:16:43
En Pan? Zullen sombere gedachten
hem omlaag halen?

1:16:47
Die heeft hij niet.
1:16:50
En als we Wendy de voeten spoelen?
1:16:54
Ja!
1:16:57
De plank, de plank, de plank, de plank!
1:16:58
De plank, de plank, de plank, de plank!

vorige.
volgende.