1:09:01
Wij zijn aan elkaar verbonden.
- Ja dat kan ik zien.
1:09:07
Ik voel dat ze heel veel
voor je voelt, vriend.
1:09:11
Echt waar?
1:09:12
Helemaal niet.
1:09:15
Iemand schaamt zich.
1:09:17
Helemaal niet.
1:09:18
Kunnen we ons weer concentreren?
1:09:20
Oké.
Vraag hem als er een spreuk is.
1:09:22
Een elektrische schok.
- Iets om haar weer in haar lichaam te krijgen?
1:09:26
Je stelt de verkeerde vraag.
1:09:28
Hoezo is dat verkeerd?
1:09:30
Kijk, ik heb een gave.
1:09:32
Ik heb er niet omgevraagd,
maar ik heb het.
1:09:34
Ik kan geesten voelen,
of hoe je ze ook wilt noemen.
1:09:38
Waarom ze blijven hangen,
Ze hebben nog dingen te doen.
1:09:42
Heb ik ook die gave?
- Man, alsjeblieft zeg.
1:09:46
Jij hebt het zeker niet.
1:09:47
Jij bent een gewone burger.
1:09:49
Als ik het niet heb,
waarom kan ik haar zien...
1:09:52
en met haar praten,
terwijl niemand het kan.
1:09:54
Precies.
- Wat precies?
1:09:57
Dat is nou een goede vraag.
1:10:00
Waar heeft hij het allemaal over.
1:10:03
Ik voel dat het voor
het rapen ligt, maar...
1:10:05
we kunnen er niet bijkomen.
1:10:06
Hoe kan je een geest zien terwijl
dit eigenlijk onmogelijk is.
1:10:10
Voor mij is niks meer onmogelijk.
1:10:14
Waarom moet ik persé
jouw appartement kopen?
1:10:17
Waarom kan ik je zien
en niemand anders.
1:10:19
Waarom was ik in dat restaurant?
1:10:26
Wat ben je aan het doen?
1:10:26
Ik weet het niet.
Het lijkt alsof ik iets gemist heb.
1:10:29
Wacht even. Rosemary Preston
woont hier in San Fransisco.
1:10:34
We kunnen met haar
gaan praten.
1:10:35
Ik bel even de informatie lijn
misschien staat ze geregistreerd.
1:10:37
Waar heb je dit vandaan?
1:10:41
Het was in het ziekenhuis.
1:10:43
Ja. Ik...
1:10:48
Ik heb het gepakt.
1:10:50
Het spijt me. Ik...
1:10:53
Ik wilde een foto van je hebben.
1:10:57
Ik wist niet zeker
of ik je nog zou zien.