Strangers on a Train
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

:59:01
Hij ging naar buiten met die man.
:59:25
Je kende hem eigenlijk
al langer, hé ?

:59:28
Dan toen je ons
aan elkaar voorstelde ?

:59:31
Zag je hoe hij Barbara toen aankeek ?
- Dat is me niet opgevallen.

:59:36
Net keek hij weer zo naar haar, toen
hij Mrs. Cunningham's hals vast had.

:59:43
Hoe zag Miriam er uit ?
:59:46
Haar foto stond toch in de krant ?
- Jij moet het zeggen.

:59:51
Ze was donker, niet al te lang, knap.
- En verder ?

:59:54
Wat wil je nog meer horen ?
:59:57
Ze droeg een bril, hé ?
1:00:02
Ze leek wel wat op Barbara, hé ?
1:00:09
Hoe heb je hem zover gekregen ?
1:00:12
Ik hem zover gekregen ?
- Hij heeft Miriam vermoord, hé ?

1:00:19
Dat is toch zo ?
1:00:22
Ja. Hij is geschift. Ik ontmoette
hem in de trein naar Metcalf.

1:00:27
Hij wilde van moord ruilen.
Ik zijn moord, hij de mijne.

1:00:31
Wat bedoel je met 'jouw moord' ?
- Hij had over me gelezen.

1:00:35
Hij wist van Miriam en jou. Hij zou
haar doden als ik z'n vader ombracht.

1:00:42
Dat was toch maar scherts ?
- Niet dus. Ik dacht er niet meer aan.

1:00:47
En nu wil een gek
dat ik z'n vader ombreng.

1:00:51
Het is gewoon te bizar.
- Vind je ook niet ?

1:00:56
Wist je het dan aldoor al van Miriam ?
1:00:59
Vanaf de eerste avond.
Hij gaf me haar bril.


vorige.
volgende.